CENIQ Montagehandleiding www.centrosolar.be www.centrosolar.nl
Inhoud 1 Aanwijzingen bij deze handleiding 5 2 Voorbereiding van de bouwplaats 5 3 Systeem CENIQ 6 4 Algemene aanwijzingen 10 4.1 Algemene aanwijzingen 10 4.2 Elektrische aanwijzingen 11 4.3 Randvoorwaarden voor stabiliteit 11 5 Montageverloop 12 5.1 Montage met ballast 12 5.2 Montage zonder ballast 24 6 De inbedrijfstelling van de installatie 25 7 Garantiebepalingen 25 8 Uitsluiting aansprakelijkheid 25 3
1 Aanwijzingen bij deze handleiding Geachte klant, Met CENIQ van de firma Centrosolar AG hebt u een kwalitatief hoogwaardig product in handen. Neemt u bij vragen met betrekking tot de montage en de componenten van de installatie contact op met ons servicemanagement: +49 (0) 5251 500 500. Reparatie en gebruik van een fotovoltaïsche installatie veronderstellen een gedegen vakkennis. Daarom mogen alle werkzaamheden aan de installatie alleen door daartoe gekwalificeerde vakmensen worden uitgevoerd. Leest u deze montagehandleiding beslist zorgvuldig en aandachtig door voordat u het systeem installeert. Bewaart u deze handleiding op een goed bereikbare plaats. De handleiding maakt deel uit van het product en geldt uitsluitend voor de CENIQ-systemen van Centrosolar AG. Neemt u vooral de aanwijzingen voor het veilige gebruik in acht. Centrosolar is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van niet-naleving van deze handleiding. 2 Voorbereiding van de bouwplaats Wees daarom zeer voorzichtig bij het transport en de tijdelijke opslag van PV-zonnepanelen op de bouwplaats en zorg voor een veilige werkomgeving. Let op! Transportpallets alleen op voldoende stevige daken plaatsen! Het systeem CENIQ wordt geleverd op pallets met een aanzienlijk gewicht. Per pallet worden tot 75 rekken inclusief voorzetstuk, met een gewicht van maximaal 270 kg vervoerd. Daarom moet op de bouwplaats een autokraan beschikbaar zijn om de pallets op het dak te zetten. De verwijdering van de componenten van de CENIQ vindt pas op het dak plaats. Controleer vantevoren het draagvermogen van het betreffende dakgedeelte voor de eventuele plaatsing van de volledig beladen pallets. Raadpleeg bij twijfel een constructeur. Informatie over veiligheid: Zorg ervoor dat de juiste veiligheidsvoorschriften voor montage en gebruik worden nageleefd. Neem de betreffende algemene inleidende technische opmerkingen van Centrosolar AG in acht; zie www.centrosolar.com. De niet-naleving van de in deze montagehandleiding genoemde voorschriften kan ertoe leiden dat alle garantie- en productaansprakelijkheidsclaims vervallen. De onderstaande gegevens, opmerkingen en adviezen maken geen aanspraak op volledigheid en dienen voortdurend op volledigheid en actualiteit te worden gecontroleerd. 5
3 Systeem CENIQ Beschrijving van het montagesysteem Het montagesysteem CENIQ is geschikt voor montage op platte daken met een maximale helling van 3 (ca. 5%). Dit systeem kan geplaatst worden zonder gaten door het dak te boren. Kabelgoten in de montagerails, stapelbare componenten en het gebruik van een beperkte hoeveelheid gereedschap verminderen de werktijd op het dak aanzienlijk. CENIQ is geschikt voor montage voor montage van zonnepanelen van 990-1002 mm breed en een hoogte van 35-50 mm. Deze worden horizontaal op montagerekken gemonteerd. Deze zorgen voor een helling van 15. Het montagesysteem CENIQ bestaat uit modulair samengestelde eenheden. Er zijn varianten voor 1 tot 4 zonnepanelen. De rekafstand volgt uit de statische eisen als gevolg van wind- en sneeuwbelasting. Tabel 1 toont de verschillende systeemvarianten van CENIQ. Voorwaarden De bouwer is verantwoordelijk voor het draagvermogen van het dak ten behoeve van de montage van een Centrosolar fotovoltaïsche installatie. Centrosolar AG kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de statische geschiktheid van de onderconstructie. Afbeelding 1: Afmetingen (maten zie tabel 1) Gebruik volgens de voorschriften Controleer de zending voor het begin van de montage op volledigheid. Elektrische installatiewerkzaamheden die buiten het bereik van de beschermingslaagspanning vallen, mogen alleen door elektriciens worden uitgevoerd. Het montagesysteem CENIQ is uitsluitend ontworpen voor de bevestiging van zonnepanelen. Elk ander gebruik geldt als in strijd met de voorschriften. Het gebruik volgens de voorschriften heeft ook betrekking op de inachtneming van de gegevens in deze montagehandleiding. Centrosolar AG is niet aansprakelijk voor schade die ontstaat door niet-naleving van de montagehandleiding, vooral van de veiligheidsaanwijzingen, alsmede door misbruik van het product. a b c Systeem Artikelnummer Aantal zonnepanelen Aantal montagesteunen Lengte profielen [m] Afstand steunen [m] a Profielkraagarm [m] b Zonnepaneeloverstek [m]* c CENIQ 1.2 56C0350001 1 2 1,5 1,00 0,25 0,08 CENIQ 1.3 56C0350012 1 3 1,5 0,60 0,15 0,08 CENIQ 2.2 56C0350002 2 2 3,0 1,90 0,55 0,16 CENIQ 2.3 56C0350003 2 3 3,0 1,17 0,33 0,16 CENIQ 2.4 56C0350011 2 4 3,0 0,90 0,15 0,16 CENIQ 3.3 56C0350008 3 3 4,5 1,78 0,47 0,24 CENIQ 3.4 56C0350009 3 4 4,5 1,34 0,24 0,24 CENIQ 3.5 56C0350010 3 5 4,5 1,00 0,25 0,24 CENIQ 4.4 56C0350004 4 4 6,0 1,90 0,15 0,32 CENIQ 4.5 56C0350006 4 5 6,0 1,42 0,16 0,32 CENIQ 4.6 56C0350007 4 6 6,0 1,14 0,15 0,32 CENIQ 4.7 56C0350005 4 7 6,0 0,95 0,15 0,32 Tabel 1 * de afmetingen hebben betrekking op een 60-delige zonnepaneel met een kantlengte van 1,66 m. Bij gebruik van zonnepanelen met andere afmetingen wordt de zonnepaneelkraagarm als volgt berekend: Zonnepaneelkraagarm = (aantal zonnepanelen x lengte zonnepaneel - profiellengte) / 2 6
Plan voor dakindeling/ballast Het plan voor de dakindeling wordt in uw opdracht door Centrosolar AG gemaakt. Het is een bindend document dat dient ter verdeling van de benodigde ballast. Afwijkingen van het indelingsplan zijn na berekening van de ballastverdeling door Centrosolar AG niet toegestaan. Centrosolar AG wijst elke aansprakelijkheid voor schade af welke ontstaan als gevolg van afwijkingen in het door Centrosolar AG gemaakte ballastplan. Het ballastplan geeft in de vorm van ballastniveaus het benodigde extra gewicht aan ter plekke van elke schraag. Afwijkingen van dit bindende ballastplan brengen de stabiliteit in gevaar. Als ballast dienen tegels met afmetingen 200 x 100 x 80 mm (ca. 3,6 kg per stuk) gebruikt te worden; deze zijn verkrijgbaar in winkels voor bouwmaterialen. De maximale ballast per montagerek is 18 tegels. In afbeelding 2 is een deel van het ballastplan weergegeven. In het voorbeeld verwijst "3.3" naar het systeem Ceniq 3.3 (3 zonnepanelen, 3 schragen). "11" verwijst naar elf tegels per rek die als ballast nodig zijn. Voorbeeld bruto dakvlakbelasting Uitgangspunten: Gebouwhoogte 8 m Terreinhoogte 100 m boven NAP Sneeuwlastzone 2 Afstand tussen rijen 2 m Belasting dakoppervlak [kg/m²] Windzone geel blauw/rood groen wit 1 14,5 13,0 9,0 8,0 2 18,0 15,5 11,0 9,0 3 21,5 18,5 13,5 11,0 4 25,5 22,0 16,0 13,0 Tabel 2 De bruto dakbelasting wordt berekend uit de toevoeging van het eigen gewicht van het CENIQ-montagesysteem, de ballast met tegels en het gewicht van de zonnepanelen (20 kg per zonnepaneel) in relatie tot de afstand tussen de rijen. De afstand tussen de rijden om schaduw te vermijden, is afhankelijk van de geografische ligging (zie afbeelding 3). 3.3 11 4.4 6 3.3 6 4.4 4 Afbeelding 2: Detail ballastplan Het schematische ballastplan in afbeelding 3 geldt voor daken zonder storende vlakken. Als zich storende objecten op het dak bevinden, ontstaan afwijkingen in het weergegeven ballastplan. Alle montagerekken worden aan de achterkant met een stripverbinding op de dakbaan bevestigd. Speciaal daarvoor zijn rekken gemaakt die daarnaast ook aan de voorkant met een strip bevestigd moeten worden. In het ballastplan zijn deze geel omrand, zie afbeelding 3. Gewoonlijk bevinden deze zich aan de zuidkant in de hoeken. Meer informatie over de manier van werken is te vinden in de montageprocedure op pagina 11. 7
Legenda: Sterkte bevestiging 1 Sterkte bevestiging 2 Sterkte bevestiging 3 Sterkte bevestiging 4 Sterkte bevestiging 5 Aantal zonnepanelen Afbeelding 3: Ballastplan Aantal rijen Bevestiging strips aan voorkant 8
Levering Aantal stuks Artikelnr. Artikel CENIQ 4.4 56C0350004 CENIQ 4,5 56C0350006 CENIQ 4,6 56C0350007 CENIQ 4,7 56C0350005 CENIQ 3,3 56C0350008 CENIQ 3,4 56C0350009 CENIQ 3,5 56C0350010 CENIQ 2,2 56C0350002 CENIQ 2,3 56C0350003 CENIQ 2,4 56C0350011 CENIQ 1,2 56C0350001 CENIQ 1,3 56C0350012 geschikt voor aantal zonnepanelen: 4 4 4 4 3 3 3 2 2 2 1 1 3C2200000 CENIQ steun 4 5 6 7 3 4 5 2 3 4 2 3 3C2200001 CENIQ voorzetstuk 4 5 6 7 3 4 5 2 3 4 2 3 3C0000012 Windgeleideplaat 4 4 4 4 3 3 3 2 2 2 1 1 3C1800000 Kap voor windgeleideplaat 4 5 6 7 3 4 5 2 3 4 2 3 3C0000002 6,0 m 2 2 2 2 - - - - - - - - 3C0000011 Rail voor 4,50 m - - - - 2 2 2 - - - - - montage 3C0000003 zonnepaneel 3,0 m - - - - - - - 2 2 2 - - 3C0000004 1,50 m - - - - - - - - - - 2 2 3Z0000124 Hamerkopbout 8 10 12 14 6 8 10 4 6 8 4 6 3Z0000120 Draaiblokkering 8 10 12 14 6 8 10 4 6 8 4 6 3Z0000104 Tussenring 8 10 12 14 6 8 10 4 6 8 4 6 3Z0000046 Zeskantmoer 8 10 12 14 6 8 10 4 6 8 4 6 3Z0000117 Zelfborende schroef 32 33 34 35 23 24 25 14 15 16 6 7 3C0000005 35 mm 3C0000006 3C0000007 3C0000008 Klem voor zonnepaneel 40 mm 43 mm 46 mm 16 16 16 16 12 12 12 8 8 8 4 4 3C0000009 50 mm 3Z0000126 Zelfborende plaatschroeven 12 12 12 12 8 8 8 4 4 4 - - 9
4 Algemene aanwijzingen 4.1 Algemene aanwijzingen U ontvangt van Centrolsolar volgens de planning van de fotovoltaïsche installatie een aangepast plan voor de plaatsing van de zonnepanelen en de ballastering. De technische afdeling zal u graag ondersteunen bij de planning van de installatie. De juiste opmeting van het dak is van groot belang. Hier moeten alle dakopbouwen met hun afmetingen (lxbxh) en posities op het dak nauwkeurig worden opgegeven. De richting van de dakhelling en hoge en lage punten moeten beslist eveneens worden opgegeven. De functies van dakopbouwen, met name degene die voor de veiligheid van belang zijn, zoals beveiligingsapparatuur, en installaties voor het afzuigen van rook en warmte, evenals bliksemafleiders, hoeven hier niet bij betrokken te worden. Daarvoor moet voldoende ruimte in de zonneinstallatie worden gepland. Let bij de planning ook op schaduwen. Centrosolar AG wijst elke aansprakelijkheid af voor schade als gevolg van onjuiste informatie bij de voorbereiding van het project. Isolatie en dakbedekking De continue drukbelastbaarheid (puntbelasting) van de isolatie en de dakbedekking moeten voor montage van de fotovoltaïsche installatie gecontroleerd worden. Bij met glaswol geïsoleerde daken moet onder de montagesteunen een geschikte boutbeschermingsmat met minimumafmetingen van 1250 x 300 x 6 mm gelegd worden. De geschiktheid van de boutbeschermingsmat voor de dakbedekking moet bij elk project apart gecontroleerd worden. De firma Centrosolar geeft hier geen garantie voor. Gewoonlijk is er geen chemische inwerking van de dakbedekking op de montagesteunen. Mocht de aanwezige dakbedekking echter toch problemen vertonen bij het rechtstreekse contact met andere kunststoffen, dan raden we een afscheidingslaag van hetzelfde materiaal aan. Reiniging van de dakbedekking Voor de montage van de fotovoltaïsche installatie moeten alle betreffende dakdelen, met name de dakbedekking, worden gereinigd. Vuil tussen de montagevlakken van de steunen en de dakbedekking kan de stabiliteit in gevaar brengen. Controleer na de ingebruikname van de installatie regelmatig of vuil direct verwijderd is. Dakhelling Daken met een helling van maximaal 3 (ca. 5%) zijn geschikt voor de toepassing van CENIQ. Daken met een grotere helling moeten door Centrosolar AG op geschiktheid worden gecontroleerd. Schaduwen Let vooral ook op dat de zonnepanelen niet in elkaars schaduw komen te staan. Centrosolar AG raadt hier een van de locatie afhankelijke afstand tussen de rijen aan: Noord-Duitsland: 1,10 m, Midden-Duitsland: 0,80 m Zuid-Duitsland: 0,60 m. Voer een speciale schaduwanalyse uit bij reeds aanwezige dakopbouwen. Aanwijzingen bij de montage van CENIQ Bij onvolledig gemonteerde systemen bestaat het gevaar op verschuiven en/of kantelen als gevolg van krachtige wind. Zorg ervoor dat het systeem na montage van de zonnepanelen met ballast, stripaansluitingen en windgeleideplaten beveiligd is. Als gevolg van de thermische uitzetting wordt tussen de systemen een afstand van 10 mm aanbevolen. EPDM-stripaansluiting: De met Centrosolar meegeleverde EPDM-strips zijn aan de onderkant van een laag asfalt voorzien. Nadat ze door de Ceniq montagesteun zijn geleid, wordt de afgedekte kant zo aan elkaar gelast dat een minstens 4 cm brede lasnaad ontstaat. De rest van de afgedekte striplengte kan alleen met het asfaltdak gelast worden. Let op! Houd u aan de meegeleverde verwerkingsaanwijzingen van de firma PDT voor de dakbaan Resitrix MB. 10
4.2 Elektrische aanwijzingen 4.3 Randvoorwaarden voor stabiliteit De stabiliteit van het dak moet de opbouw van een fotovoltaïsch systeem mogelijk maken. De feitelijke situatie moet overeenstemmen met de opgave voor stabiliteit van de bouwinspectie. Controleer de stabiele realiseerbaarheid van de planning voor dakbedekking en ballastering. Laat de relevante problemen voor het begin van de montage opheffen en voer daarna nogmaals een onderzoek uit. Afbeelding 4: Schakeling Let bij de bouw op dat materiaal dat tijdelijk wordt opgeslagen, zo verdeeld wordt dat de belastingreserve van het dak noch plaatselijk noch in zijn geheel wordt overschreden. Leggen Bij het leggen van de DC-leidingen moeten kabellussen vermeden worden. De plus- en minleiding van een streng moeten zo dicht mogelijk bij elkaar gelegd worden om inductiespanningen te vermijden (indirecte bliksemafleiding). Bliksemafleiding Centrosolar raadt aan om elektrisch geleidende onderdelen van de fotovoltaïsche installatie via een massa-verbinding met de aarde te verbinden. Als op het gebouw een bliksemafleider staat, moet gecontroleerd worden of de fotovoltaïsche installatie zich binnen het beschermingsgebied van de reeds aanwezige bliksemafleider bevindt. De afstand volgens DIN EN 62305-3 tussen de fotovoltaïsche installatie (incl. leidingen) en het bliksemafleidingsysteem moet aangehouden worden. Als de afstand niet aangehouden kan worden, moeten elektrisch geleidende constructiedelen door een vakman voor bliksembeveiliging in het bestaande systeem voor bliksemafleiding worden opgenomen. Toepassingsbereik: Zonnepanelen met een kantlengte van 990-1002 mm Dwarsmontage Dakhellingen +/- 3 Hoogte gebouw tot 20 m Windzone 1-4 Sneeuwlastzone 1-3 Afhankelijk van de locatie verschilt het aantal benodigde montagesteunen en verzwaringselementen per montageplaat. Verbindingsparameters van de stripbevestiging Afschuivingsweerstand: 250 N/50 mm De verbindingsparameters worden vermeld op de gegevensbladen van de fabrikant van de gebruikte dakafdichtingsbaan en dienen bovendien door een gespecialiseerd bedrijf te worden gecontroleerd. De controle heeft betrekking op de verbinding tussen de reeds geplaatste dakafdichtingsbaan en de aan te brengen verbindingsstrip. Let voor verwerking op de aanwijzingen van de fabrikant van de dakafdichtingsbanen. Afstanden tot de randen: De minimale afstand tot de dakranden is 1,5 m. Een bijzondere stabiliteit is nodig als buiten de hier genoemde stabiele randvoorwaarden gebouwd moet worden. Voor vragen kunt u zich wenden tot onze technische ondersteuning, tel.: +49 (0) 5251 500 500. 11
5 Montageverloop 5.1 Montage met ballast Voor de montage is het volgende gereedschap nodig: Accuschroevendraaier Steeksleutels 8 mm, 17 mm Ratel Schuifmaat of rolmaat Soldeerapparaat Pen of krasnaald Momentsleutel Telkens twee montagerails zo naast elkaar leggen dat de strips naar buiten en de gleuf voor de hamerkopbout naar boven wijst. 1 - Uitrichten van de montagerails Met een geschikte pen of een krasnaald de markeringen telkens op beide montagerails voor het schroeven aanbrengen. De juiste afstanden zijn te vinden in tabel 1.1 op pagina 6. Voorbeeld: b Voor CENIQ 4.4 wordt de eerste markering op een afstand (b) van 0,15 mm vanaf het begin van de montagerail gezet, daarna drie volgende markeringen op afstanden van telkens 1,90 m (a) zodat de afstand tot het einde van de montagerail 0,15 m is. 2 - Markeren van de montagerails Zie tabel 1 op pagina 6. 12
Markering van de afstanden tussen de steunen (a) volgens tabel 1. a a b 3 - Markeren van de afstanden tussen de steunen De hamerkopschroef (M10) op de gemarkeerde positie in de groef plaatsen en iets indraaien om uitvallen te voorkomen. Draaiblokkering op de hamerkopschroef plaatsen. De draaiblokkering vervolgens in de groef vastzetten. De hamerkopschroeven zijn van een micro-ingekapselde lijm voorzien en nemen de functie van de losdraaibeveiliging over. Ze zijn slechts éénmaal bruikbaar. 4 - Gebruik van de hamerkopschroeven en de draaiblokkering Voorzetstuk over de montagesteunen schuiven. 5 - Montage voorzetstuk 13
Montagesteunen met geplaatst voorzetstuk 180 op de rug keren en de hamerkopschroef in de daarvoor bestemde bevestigingsopening steken. 6 - De montagesteun draaien Het verbindingsstuk van de montagerail moet naar het midden van de montagesteun wijzen. 7 - Richting verbindingsstuk De hamerkopschroef van tussenring en moer voorzien. 8 - Montagesteun vastschroeven 14
De moer aandraaien met een draaimoment van 15 Nm. 9 - Moer aandraaien Als alle montagesteunen op de montagerail zijn vastgezet, worden ze weer 180 teruggezet op de voet. 10 - Het geheel omkeren Kap voor windgeleideplaat opsteken. 11 - Kap voor windgeleideplaat opsteken 15
Plaats rails met voorgemonteerde hamerkopschroeven in het daarvoor bedoelde slobgat. Het verbindingsstuk van de montagerail moet naar het midden van de montagesteun wijzen. 12 - De hamerkopschroef insteken Plaats montageplaatjes aan beide kanten tussen de montagerails om de juiste afstand tot elkaar te bepalen. 13a - Afstandrail inleggen Plaats ringetje en moer op de hamerkopschroef. 13b - De hamerkopschroef vastzetten 16
De moeren aandraaien met een draaimoment van 15 Nm. 14 - Schroef aandraaien De stellage volgens het plan voor de dakindeling op het dak uitrichten. Houd hier indien niet anders aangegeven een afstand tot de dakrand aan van 1,5 m. 15 - Het dakstel uitrichten Beveilig de montagesteun tegen wegglijden. Daartoe de montagesteun iets optillen en de strip van dakbedekkingsmateriaal doorvoeren. De strip moet ter plekke gemaakt worden en moet overeenkomen met het materiaal van de dakbedekking. De strip moet ten minste 140 x 220 mm groot zijn. Bij het doorvoeren van de strip mag de steun niet verschuiven. Voor asfaltdaken wordt een met asfalt bedekte EPDM-strip door Centrosolar AG meegeleverd. 16 - Strip doorvoeren 17
Las de strip met het soldeerapparaat. 17 - De strip lassen Vervolgens de samengelaste strip op de dakbaan lassen. Volg hiervoor de opgave van de fabrikant van de dakbedekking! De minimale schuifweerstand moet 250 N / 50 mm zijn. 18 - Op de dakbaan lassen Als bevestiging aan de voorkant nodig is, vindt dit plaats volgens hetzelfde principe als in de vorige stappen. 19 - Bevestiging aan de voorkant 18
De ballastering vindt plaats volgens het ballastplan met rechthoekige tegels. 200 x 100 x 80 mm 80 mm 100 mm 200 mm 20 - Tegelmaten Stapel de tegels in de montagesteun op. Leg de stenen eerst in het lage deel van de steun en vul de ruimte vervolgens op voordat u een tweede laag plaatst. Maximaal aantal stenen per rij: onderste rij 9, middenrij 6, bovenste rij 3 stuks Houd u daarbij aan de benodigde belasting per montagesteun volgens het ballastplan. 21 - Ballastering Het eerste zonnepaneel op de onderkant van de montagerails leggen. Zonnepaneelkraagarm (c) volgens tabel 1 op pagina 6 inrichten. c 22 - Montage van zonnepanelen 19
Vervolgens de overige zonnepanelen aansluitend op het eerste zonnepaneel leggen. De aansluitdozen van de zonnepanelen moeten gelijk worden uitgericht. 23 - Montage van zonnepanelen Klemmen van de zonnepanelen bevestigen. Elk zonnepaneel wordt met vier klemmen vastgezet. Hiertoe worden zelftappende boorschroeven gebruikt die rechtstreeks in de montagerail geschroefd worden. Aanwijzing: Boorresten verwijderen. 24 - Klemmen van de zonnepanelen bevestigen d d De afstand (d) van de klemmen vanaf de buitenkant van het zonnepaneel bedraagt 1/4 van de totale lengte van het zonnepaneel. d d 25 - Klemafstand 20
De stekkers van de individuele zonnepanelen met elkaar verbinden. 26 - Stekkerverbinding De met elkaar verbonden kabels in de houders van de montagesteunen hangen. De stekkerverbinding mag niet op het dak liggen, omdat dit als gevolg van water lekstromen kan veroorzaken. 27 - Bekabeling De windgeleideplaat onderin de montagesteun plaatsen. De plaat moet de buitenkant van het zonnepaneel strak afsluiten. 28 - De windgeleideplaat plaatsen 21
De bovenkant van de windgeleideplaat naar beneden drukken en onder de windgeleidekap (afgeschuinde plaat) schuiven. Let op: De windgeleideplaat mag niet onherstelbaar verbogen worden! Aanwijzing: Draag beschermende handschoenen! De platen hebben scherpe randen. 29 - De windgeleideplaat inschuiven De windgeleideplaat wordt met zelftappende schroeven bevestigd. 30 - De windgeleideplaat vastschroeven Doorsnede van de montage van de windgeleideplaat. 31 - De windgeleideplaat vastschroeven 22
De individuele windgeleideplaten met vier zelftappende schroeven met elkaar verbinden. Opmerking: Bij de montage van de windgeleideplaten moet u de zelfborende plaatschroeven gebruiken (zie artikelnummer 3Z0000126). 32 - De windgeleideplaat vastschroeven Vastgezette windgeleideplaat. Vervolgens moeten de boorresten van het dak verwijderd worden. 33 - Weergave windgeleideplaat Voltooid CENIQ-systeem 34 - Gemonteerde fotovoltaïsche generator 23
5.2 Montage zonder ballast Het montagesysteem CENIQ kan door de strips aan de achterkant te combineren met een strip aan de voorkant ook zonder ballast gebouwd worden op met kunststof bedekte platte daken met een maximale dakhelling van 3 graden. Voorwaarde is de correcte bevestiging van de aanwezige dakbedekking volgens de landelijke normen en eisen. (Duitsland / DIN 1055 Teil 4). Verbindingsparameters van de stripbevestiging: Pelweerstand 150 N/50mm Afschuivingsweerstand 250 N/50 mm De verbindingsparameters worden vermeld op de gegevensbladen van de fabrikant van de gebruikte dakafdichtingsbaan en dienen bovendien door een gespecialiseerd bedrijf te worden gecontroleerd. De controle heeft betrekking op de verbinding tussen de reeds geplaatste dakafdichtingsbaan en de aan te brengen verbindingsstrip. Let op de aanwijzingen voor verwerking van de fabrikant van de dakafdichtingsbanen. Uitgericht montagesysteem Ceniq met strips aan voor- en achterkant. Ga bij het in elkaar zetten van het montagesysteem te werk als in 5.1 (afbeeldingen 22-34) is beschreven. Voor de montage is het volgende gereedschap nodig: Accuschroevendraaier Steeksleutels 8 mm, 17 mm Ratel Schuifmaat of rolmaat Soldeerapparaat Pen of krasnaald Invloed op de geplaatste dakbedekking De windstroom over een plat dak wordt door onze fotovoltaïsche installatie positief beïnvloed, met name wordt de werveling aan de voorkant bij toevoer over de hoek die voor de hoge trekwaarden op de hoeken en randen verantwoordelijk is, aanzienlijk verminderd. Zoals uit onderzoeken in windtunnels is gebleken, vermindert de windbelasting op het dak ten opzichte van de waarden in DIN 1055 met minstens 30 %. Montageverloop Monteer het CENIQ-montagesysteem zoals onder 5.1 (afbeelding 1-18) is beschreven. Aanvullend moet een voorstrip bevestigd worden. De bevestiging van de voorstrip vindt op dezelfde wijze plaats als de onder 5.1 beschreven stripbevestiging aan de achterkant. Indelingsplan Aan de hand van het indelingsplan wordt duidelijk welk systeem op welk soort dak bruikbaar is. De weergave vindt plaats als in afbeelding 2 op pagina 6, maar zonder opgave van de ballast. Door de zuivere foliebevestiging heeft het eigen gewicht van het zonnepaneel inclusief de constructie daaronder effect. De belasting van het dakoppervlak bij een afstand tussen de rijen van 2,2 m is dan 8 kg/m². Stripbevestiging 24
6 De inbedrijfstelling van de installatie De inbedrijfstelling van de fotovoltaïsche installatie maakt deel uit van de deskundige en vakkundige uitvoering en installatie. Deze mag pas plaatsvinden na uitvoering van een zorgvuldige visuele controle en een vakkundige elektrische controle. Bovendien moet een verslag van de inbedrijfstelling worden gemaakt. Ga bij de inbedrijfstelling van de installatie uit van de volgende checklist: Visuele controle Verankering van de onderdelen aan de dakconstructie Bekabeling van zonnepanelen, generatoraansluitdozen, DC-aansluitpunten, omvormers Potentiaalvereffening (indien aanwezig) Elektrische controle String-nullastspanningen String-kortsluitstromen (lastschakelaar gebruiken) Fotovoltaïsche generatornullastspanning Spanningsval bij zekeringen (bij fotovoltaïsche installaties met stringzekeringen) Isolatieweerstand van de fotovoltaïsche generator Isolatieweerstand van de gelijkstroomhoofdleiding Isolatieweerstand van de wisselstroomleiding Lusweerstand van de wisselstroomkring Verslag Opgave van de exploitant van de installatie Standplaats van de installatie Technische gegevens van de fotovoltaïsche installatie Resultaten van de visuele controle Resultaten van de elektrische controle Bezettingsschema zonnepaneel Zonnepaneel-aansluitschema Dakindelingsplan Ballastplan Gereedmelding door handtekening van de installateur Neem het volgende in acht Deze lijst dient uitsluitend te uwer informatie. Deze maakt geen aanspraak op volledigheid. Neem ook DIN EN 62446 (VDE 0126-23) in acht: Netgekoppelde fotovoltaïsche systemen - Minimale eisen voor systeemdocumentatie, testen van indienststelling en regelmatige inspectie. 7 Garantiebepalingen Garantieclaims kunnen alleen worden gehonoreerd als kan worden aangetoond dat de installatie en de inbedrijfstelling van het fotovoltaïsche systeem door deskundige personen is uitgevoerd. Garantieclaims zijn uitgesloten bij: ondeskundig uitgevoerde installatie van de betreffende CENIQ-componenten verkeerd gebruik of ongeoorloofde wijziging van geleverde onderdelen gebruik van de afzonderlijke componenten in een systeem in strijd met de specificaties gebruik van statisch niet-gekeurde en daardoor voor de montage van de zonnepanelen ongeschikte onderconstructies afwijkingen van de montage van de montagehandleiding niet-naleving van statische eisen met betrekking tot sneeuw- en windbelasting montage van gebrekkige componenten Voor de garantiebepalingen zie ook de garantieverklaring van CENTROSOLAR AG op: www.centrosolar.com 8 Uitsluiting aansprakelijkheid Fotovoltaïsche installaties bestaan uit elektrische en mechanische componenten, die ter plaatse tot een totaalsysteem worden samengevoegd. CENTROSOLAR AG kan de naleving van de instructies en aanwijzingen van deze montagehandleiding niet controleren. Daarom kan CEN- TROSOLAR AG niet verantwoordelijk of aansprakelijk worden gesteld voor beschadiging als gevolg van verkeerde installatie, gebruik in strijd met de voorschriften, gebruik in belastende omgeving (bv. op een stal) of foutief gebruik van de fotovoltaïsche installatie resp. van afzonderlijke componenten. Wij wijzen er uitdrukkelijk op dat bij niet-naleving van de in deze montagehandleiding genoemde voorschriften, ook bij afzonderlijke componenten, alle garantie- en productaansprakelijkheidsclaims met betrekking tot het totale systeem vervallen. 25
Notities: 26
Sunshine is our business. GERMANY CENTROSOLAR AG Stresemannstraße 163 22769 Hamburg GERMANY Tel.: +49 40 391065-0 hamburg@centrosolar.com CENTROSOLAR AG Otto-Stadler-Straße 23c 33100 Paderborn GERMANY Tel.: +49 5251 50050-0 paderborn@centrosolar.com CENTROSOLAR AG Daimlerstraße 22 87437 Kempten GERMANY Tel.: + 49 831 540214-0 kempten@centrosolar.com INTERNATIONAL CENTROSOLAR AMERICA INC. 8350 E. Evans Road, Suite E-1 Scottsdale, AZ 85260 USA Tel.: +1 480 3482555 info.usa@centrosolar.com CENTROSOLAR BELGIUM BVBA Uitbreidingstraat 80 2600 Berchem BELGIUM Tel.: +31 344 767002 info.benelux@centrosolar.com CENTROSOLAR BENELUX B.V. De Prinsenhof 1.05 4004 LN Tiel THE NETHERLANDS Tel.: +31 344 767002 info.benelux@centrosolar.com CENTROSOLAR CANADA INC. 3415 14th Avenue, Unit C Markham, Ontario, L3R OH3 CANADA Tel.: +1 9056044012 info.can@centrosolar.com CENTROSOLAR FOTOVOLTAICO ESPAÑA S.L. Moll de Barcelona s/n Edifici Nord, 7a planta 08039 Barcelona SPAIN Tel.: +34 93 3435048 info.espana@centrosolar.com CENTROSOLAR FRANCE SARL Espace Européen 15, chemin du Saquin, Batiment G 69130 Ecully FRANCE Tel.: +33 4 69848210 info.france@centrosolar.com CENTROSOLAR HELLAS MEPE Ag. Alexandrou 57-59 17561 Paleo Faliro GREECE Tel.: +30 210 6228791 info.hellas@centrosolar.com CENTROSOLAR ITALIA S.R.L. V.le del Lavoro 33 37036 S. Martino B.A. Verona ITALY Tel.: +39 045 8781225 info.italia@centrosolar.com CENTROSOLAR UK LTD Building 3, Chiswick Business Park 566 Chiswick High Road London W4 5YA GREAT BRITAIN Tel.: +44 20 88495740 info.uk@centrosolar.com 925210006 - MI CENIQ NL - v1.0 SME 10/2011 De algemene handelsvoorwaarden en de inleidende technische opmerkingen van CENTROSOLAR AG (zie www.centrosolar.com) zijn van toepassing. Alle gegevens onder voorbehoud! Wijzigingen voorbehouden!